
Jurisprudentie


Rechtbank oordeelt over kostenvergoeding van iMMO-onderzoek
Op 25 februari 2025 deed de Rechtbank Roermond uitspraak in de herhaalde asielaanvraag van Ekele*. Hij vroeg asiel aan in Nederland vanwege zijn gestelde problemen omtrent zijn homoseksuele geaardheid en bekering tot het christendom. Bij zijn eerste asielaanvraag werden de bovenstaande asielmotieven niet geloofwaardig geacht. Zijn tweede asielaanvraag werd buiten behandeling gesteld. Bij zijn derde asielaanvraag diende Ekele een iMMO-rapport in als medisch steunbewijs van zijn asielmotieven. Dit rapport benoemde onder andere zijn PTSS-gerelateerde klachten, schuld- en schaamtegevoelens, en stress gerelateerde lichamelijke klachten naast littekens van mishandelingen.
In 2021 verkreeg Ekele alsnog een verblijfsvergunning. De IND wilde niet tot vergoeding van het iMMO-onderzoek overgaan. De rechtbank oordeelde echter dat dat wel moest.
De rechtbank oordeelde dat het verschil tussen eerste en opvolgende aanvragen niet gerechtvaardigd is omdat sommige vreemdelingen pas later medische rapporten indienen vanwege psychische problemen of andere voor de hand liggende redenen. Vreemdelingen kunnen niet inschatten of hun verklaringen voldoende overtuigend zijn voor de IND. Misschien is een medisch rapport helemaal niet nodig. Ook kan eerst een rechterlijke uitspraak worden afgewacht voordat er aanvullende bewijsmiddelen worden verzameld. Ook kan een iMMO-onderzoek te belastend zijn voor vreemdelingen.
De rechtbank stelde dat er goede redenen zijn om geen iMMO-onderzoek in de eerste procedure te laten uitvoeren en dat het niet vanzelfsprekend is dat een getraumatiseerde vreemdeling zelf diens psychische klachten en het effect daarvan op zijn verklaringen herkent.
Deze rechtbankuitspraak benadrukt waarom vreemdelingen niet altijd in staat kunnen zijn om een forensisch medisch rapport in de eerste procedure in te dienen. Aangezien 42% van alle aanvragen voor iMMO-onderzoeken binnen een opvolgende asielaanvraag wordt ingediend, is deze uitspraak over de vergoeding ervan zeer relevant.
* Namen zijn gefingeerd.

Korte eerste reactie op Raad van State uitspraak 02-04-2025

Rechtbank benadrukt zorgvuldigheid iMMO-rapportage
Nadat Kevin* zijn eerste asielaanvraag in 2021 indient, wijst de IND deze af omdat hij ongeloofwaardig, inconsistent en ongerijmd zou hebben verklaard. Kevin gaat in beroep tegen de beslissing en dient daarbij een iMMO-rapportage in als medisch steunbewijs.
Op 24 oktober 2024 doet de rechtbank Den Haag uitspraak in het beroep van Kevin, waarbij ook de iMMO-rapportage is ingebracht. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de IND een nieuwe beslissing moet nemen over de asielaanvraag van Kevin.
Naast de inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag van Kevin staat in deze uitspraak centraal of de iMMO-rapportage zorgvuldig is opgesteld. Als dat niet het geval zou zijn hoeft de IND geen medisch deskundige in te schakelen om de inhoud van de iMMO-rapportage te weerleggen. De IND kan dan besluiten de inhoud van de iMMO-rapportage niet mee te wegen in hun beoordeling van de asielaanvraag.
De rechtbank oordeelt dat de iMMO-rapportage wel degelijk zorgvuldig tot stand is gekomen. Indien de IND de expertise van iMMO in twijfel trekt, moet deze een contra-expertise aanvragen bij een andere medisch deskundige. De rechtbank stelt daarmee dat de IND niet eigenhandig de inhoud van de iMMO-rapportage kan weerleggen. Tenslotte benoemt de rechtbank de invloed van schaamte en wantrouwen op het vermogen om te verklaren. Dit is in lijn met de Raad van State uitspraak van 13 december 2023. (ECLI:NL:RVS:2023:4620).
In de conclusie oordeelt de rechtbank dat de IND de iMMO-rapportage niet voldoende heeft betrokken bij zijn beslissing op de asielaanvraag en dat de IND de kosten voor de iMMO-rapportage moet vergoeden. De IND moet nu een nieuw besluit op de aanvraag nemen.
De casus vindt u hier.
* Namen zijn gefingeerd.

Rol van iMMO bij geloofwaardigheidsbeoordeling
Op 2 augustus 2024 heeft de rechtbank Den Haag een uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij een iMMO-rapportage uit 2020 was ingebracht. Deze uitspraak is relevant voor iMMO omdat het inzicht geeft in hoe een iMMO-rapportage betrokken wordt bij de beoordeling van de aanvraag. Het is vooral van belang te lezen hoe de minderjarigheid ten tijde van de gehoren moet worden meegewogen in de uiteindelijke beslissing op asiel.
Vele jaren geleden heeft Rudo* als minderjarige een asielaanvraag ingediend. Nadat hij enkele jaren tijdelijke (categoriale) bescherming had gekregen, werd een asielaanvraag voor onbepaalde tijd afgewezen en deze afwijzing staat in rechte vast. Met behulp van een iMMO-rapport uit 2020 deed Rudo vervolgens in 2021 een opvolgende asielaanvraag waarbij het asielrelaas hetzelfde bleef als wat hij eerder had verteld.
iMMO heeft onderzoek gedaan of Rudo’s medische problemen zijn voortgekomen uit het gestelde geweldsrelaas dat ten grondslag ligt aan de asielaanvraag. Ook keek iMMO naar de vraag of er ten tijde van de eerdere asielgehoren sprake was van medische problematiek die interfereerde met het vermogen om te verklaren. Hier gaat het om de gehoren toen Rudo nog minderjarig was. Eerder wees de IND de opvolgende asielaanvraag af omdat hij ongeloofwaardig, inconsistent en ongerijmd had verklaard. Hiertegen is hij in beroep gegaan.
De rechtbank oordeelt in deze uitspraak dat het beroep gegrond is en dat de IND een nieuwe beslissing moet nemen over de asielaanvraag van Rudo. De uitspraak is relevant voor iMMO omdat de rechtbank dieper ingaat op hoe de conclusies van een iMMO-rapportage bij de beoordeling van een asielaanvraag kunnen worden toegepast. De rechtbank merkt op dat geloofwaardigheid centraal staat in asielzaken, en niet zozeer de volledige zekerheid van het relaas. De onderliggende iMMO-rapportage constateert dat twee littekens van Rudo consistent zijn met het geweldsrelaas, één groep littekens zeer consistent is en twee andere littekens en de psychische klachten typerend zijn volgens de gradaties van het Istanbul Protocol.
De IND wierp eerder tegen dat deze gradaties te veel ruimte over laten voor andere oorzaken voor de littekens en psychische klachten. De rechtbank concludeerde echter dat als er een andere gradatie wordt gegeven dan kenmerkend voor het gestelde geweld, dat dit niet perse betekent dat het relaas daarom ongeloofwaardig is.
Dat de rechtbank deze nuance benoemt, is van belang voor iMMO en de zwaarwegendheid van iMMO-rapportages. Daarnaast is het van belang dat de rechtbank stelt dat de IND een onjuiste geloofwaardigheidsbeoordeling heeft toegepast omdat de IND eerder al erkende dat de iMMO-rapportage deskundig is en op zorgvuldige wijze is opgesteld.
Tenslotte onderstreept deze uitspraak de invloed van minderjarig zijn ten tijde van gehoren en hoe dit moet worden meegewogen, zeker in het licht van de medische en psychische problematiek van een vreemdeling. Volgens de rechtbank heeft de IND dit onvoldoende meegewogen in hun beslissing en kan dit wel degelijk van invloed zijn. iMMO voert vaak onderzoek uit bij individuen die minderjarig zijn ten tijde van het iMMO-onderzoek, dan wel ten tijde van hun eerste asielaanvraag. Deze uitspraak biedt daarom waardevol inzicht in het beoordelingskader dat de IND hanteert en welke rol de minderjarigheid hierin speelt.
(*) Namen zijn gefingeerd.

iMMO rapportage moet betrokken worden in asieloordeel
De rapportage van iMMO over het relaas van Carolina* neemt een belangrijke plaats in in het oordeel van de Raad van State. Nadat de rechtbank stelde dat de afwijzing van het asielverzoek onvoldoende was gemotiveerd, betrekt de IND het iMMO rapport ook niet in het hoger beroep.
Op 17 april 2024 verklaart de Raad van State** het hoger beroep van de staatssecretaris ongegrond op basis van een verkorte motivering. Het betreft een zaak waarbij een iMMO-rapportage een belangrijke rol krijgt, juist omdat deze door de IND genegeerd wordt. In het beroep van Carolina tegen de afwijzende beschikking had de rechtbank eerder al vastgesteld dat de IND hun beslissing onvoldoende had gemotiveerd. Volgens de Raad van State had de IND dit in nieuwe besluitvorming eenvoudig kunnen herstellen.
Nadat de eerste asielaanvraag is afgewezen, dient Carolina met behulp van het deskundigenbericht van iMMO een opvolgende asielaanvraag in. Ook de opvolgende asielaanvraag wordt afgewezen, waarna Carolina in beroep gaat. De rechtbank oordeelde al dat de uitkomst van de iMMO-rapportage niet voldoende was meegenomen in de uiteindelijke beslissing van de IND, en veroordeelde de IND in volledige proceskosten voor de iMMO-rapportage. Uit de rapportage kwam volgens de rechtbank duidelijk naar voren dat er meerdere littekens waren die konden worden toegeschreven aan het gestelde geweld, en psychische problematiek die ten tijde van de gehoren invloed heeft gehad op het vermogen om consistent, coherent en compleet te verklaren.
De rechtbank benoemt ook de invloed van gevoelens van schuld en schaamte die voor beperkingen tijdens het verklaren kunnen zorgen. In onze vorige nieuwsbrief wordt de invloed van gevoelens van schuld en schaamte op het vermogen om te verklaren over het gestelde geweld verder toegelicht binnen het kader van de Raad van State uitspraak van 13 december 2023 (202108163/1, ECLI:NL:RVS:2023:4620).
Met de uitspraak onderkent Raad van State dat de uitkomst van de iMMO-rapportage in deze zaak moet worden meegewogen in de uiteindelijke besluitvorming. De IND moet een nieuwe beslissing nemen.
* Alle namen zijn gefingeerd.
** Kenmerk 202204804/1, ECLI:NL:RVS:2024:1571

Raad van State onderkent invloed schaamte op verklaren
In de uitspraak van 13 december 2023, heeft de Raad van State de door iMMO gegeven onderbouwing van de invloed van schaamte en angst op verklaren onderkend. De Raad van State geeft aan dat de IND in deze zaak hier te weinig oog voor heeft gehad. De toelichting ter zitting door zowel iMMO als het NIFP-NFI, heeft het begrip van de afdeling voor de complexe psychologische processen die ten grondslag liggen aan deze zaak, vergroot. Het feit dat al in vroege medische stukken gesproken wordt over het hebben van PTSS versterkt deze zaak.
De Raad van State heeft in de uitspraak van 13 december 2023, (202108163/1, ECLI:NL:RVS:2023:4620) de door iMMO gegeven onderbouwing van de invloed van schaamte en angst op verklaren onderkend en geeft aan dat de IND in deze zaak daar te weinig oog voor heeft gehad. De afdeling stelt dat zowel de ingediende iMMO-rapportage alsook het op initiatief van de staatssecretaris uitgevoerde onderzoek van NIFP-NFI, niet voldoende is meegenomen in het bestreden besluit. Uit beide deskundigen berichten volgden vrijwel gelijkluidende conclusies, welke vervolgens terzijde werden geschoven door de IND.
Tevens komt uit deze uitspraak naar voren wat de toegevoegde waarde is indien deskundigen aanwezig zijn tijdens de zitting. In dit geval waren de in de onderzoeken betrokken deskundigen van zowel het NIFP-NFI als van iMMO aanwezig bij de zitting om vragen te beantwoorden over de conclusies. De Raad van State geeft aan dat de iMMO-deskundige wist te verduidelijken dat er tijdens het onderzoek was geconstateerd dat er sprake was van veel schaamte, angst en vermijding en hoe dit veroorzaakt wordt. Als gevolg van deze uitspraak zal de IND een nieuwe beslissing moeten nemen.
Deze uitspraak is belangrijk voor alle mensen die vanwege het bovenstaand fenomeen pas in een opvolgende aanvraag meer durven en kunnen vertellen over wat hen overkomen is. De praktijk is helaas nog steeds zo dat de IND het de vreemdeling meestal tegenwerpt indien deze niet meteen in de eerste asielaanvraag alles vertelt, of op zijn minst enige melding ergens van maakte. Met deze uitspraak wordt duidelijk hoe moeizaam verklaren kan zijn en dat dat ook het werk van de IND-ambtenaar niet bepaald gemakkelijk maakt.
Voor de medische casus klik hier

EU neemt notitie van vervallen onderdelenvereiste
De EUAA, de European Union Agency on Asylum, is het agentschap dat de EU-landen helpt de Europese wetten en procedures rond asiel te implementeren. De EUAA publiceert jaarlijks een verslag over de belangrijkste veranderingen in beleid, praktijk en rechtspraak in Europa. In het rapport van deze zomer neemt men notitie van de uitspraak in Nederland over het onderdelenvereiste door de Raad van State in december 2022.
In het 431 pagina dikke jaarrapport wordt iMMO genoemd in verband met het vervallen van het zogenoemde onderdelenvereiste. In de tekst staat:
With regard to the use of medical reports in the examination of an asylum application, the Council of State in the Netherlands ruled in December 2022 that the ‘component requirement’ was no longer tenable. The ‘component requirement’ means that, if in a forensic medico-legal report the examiner (for instance, the Dutch Institute for Human Rights and Medical Assessment (iMMO)) has come to the conclusion that the physical and psychological situation of the asylum seeker may have affected (heavily) their ability to tell their asylum story in a complete, consistent and coherent manner during the interviews with the IND, the examiner should be able to pinpoint directly which components of the asylum story were effected. The component rule was laid down by the Council of State in its landmark ruling of 27 June 2018. However, those with relevant expertise (e.g. iMMO) pointed out that from a medical and scientific point of view the component requirement could not be met satisfactorily for the IND and the legal courts. Accordingly, in its judgment the Council of State abandoned the view it adopted in 2018.
Klik hier om het gehele rapport te lezen.
Negeren medische informatie leidt tot lange rechtsgang
De casus van de getraumatiseerde Joseph laat zien dat het voor een zorgvuldige asielprocedure belangrijk is om medische informatie zo vroeg mogelijk mee te laten wegen. In deze zaak zijn er drie inhoudelijke rechtbankuitspraken verspreid over 5 jaar nodig om de staatssecretaris aan te sporen medische informatie serieus te nemen.
De 25-jarige Joseph stelt dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid problemen heeft ondervonden met zijn familie en met de autoriteiten van het Oost-Afrikaanse land waar hij vandaan komt. Ook heeft hij na aankomst in Nederland seksueel geweld meegemaakt. De staatssecretaris gelooft zijn geaardheid niet en daarmee ook niet zijn gestelde problemen. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas brengt Joseph in de beroepsfase een iMMO-rapportage in waarin naast de kwalificatie van de fysieke en psychische klachten geconcludeerd wordt dat de geconstateerde en geobjectiveerde psychische problematiek beperkingen hebben gegeven die ‘zeker’ hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.
Waar de meervoudige kamer (3 rechters) van de rechtbank echter primair vragen over heeft is of de staatssecretaris voldoende zorgvuldig met nieuwe medische informatie is omgegaan. Joseph heeft na het medisch advies van het FMMU, maar voor de gehoren door de IND, nieuwe medische info in de vorm van een patiëntendossier overgelegd. Uit dit patiëntendossier blijkt onder meer dat Joseph lijdt aan een PTSS, hij last heeft van angstklachten, slaapproblemen en moeite heeft om mensen te vertrouwen. Daarnaast is melding gemaakt van divers medicijngebruik.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het bestreden (asiel) besluit van de staatssecretaris onvoldoende zorgvuldig voorbereid is en derhalve in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit het asieldossier kan niet worden afgeleid of de staatssecretaris onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de nieuwe medische informatie voor het horen en beslissen.
De rechtbank doet een ‘tussenuitspraak’ waarbij de staatssecretaris de gelegenheid krijgt om het gebrek in de besluitvorming te herstellen of van een nadere motivering te voorzien. Centrale vraag hierbij aan de staatssecretaris is of de nieuwe medische informatie van Joseph aanleiding had moeten zijn om de FMMU, voorafgaand aan het (nader) horen, wederom om een medisch advies ‘horen en beslissen’ te vragen.
Zeven maanden later doet dezelfde meervoudige kamer opnieuw een tussenuitspraak omdat zij vindt dat de staatssecretaris zich onvoldoende aan de eerder gegeven opdracht heeft gehouden. De staatssecretaris heeft Joseph wel opnieuw naar de FMMU laten gaan, maar is in de afwijzende beschikking vooral ingegaan op wat de FMMU vindt van de bevindingen en het oordeel uit het iMMO-rapport. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich onvoldoende heeft uitgelaten over de kernvraag of het patiëntendossier reden had moeten zijn om Joseph voorafgaand aan de gehoren met de IND nog eens door het FMMU te laten onderzoeken. De rechtbank geeft de staatssecretaris wederom tijd om het geconstateerde gebrek te herstellen dan wel van nadere motivatie te voorzien.
De staatssecretaris besluit om hier geen gebruik van te maken en trekt een maand na de tweede tussenuitspraak de hele bestreden asielbeschikking in.
Na intrekking van de asielbeschikking wordt Joseph twee keer gezien door MediFirst. Beide keren heeft de arts van MediFirst geconcludeerd dat Joseph (nog) niet kan worden gehoord, omdat hij een psychische aandoening heeft en er sprake is van beperkingen op het gebied van het onder woorden brengen van het asielrelaas. Ongeveer anderhalf jaar later brengt MediFirst een nieuw advies uit waarin geconcludeerd wordt dat Joseph wel kan worden gehoord, maar dat er beperkingen zijn voor het horen als gevolg van psychische klachten waarmee rekening dient te worden gehouden. De staatssecretaris wijst de asielaanvraag opnieuw af, oordeelt dat de kern van het relaas ongeloofwaardig is en dat van Joseph meer verwacht had mogen worden omtrent het verklaren over zijn geaardheid.
De rechtbank (inmiddels in enkelvoudige samenstelling) is echter van oordeel dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd heeft waarom, ondanks de gerapporteerde psychische klachten, meer van Joseph verwacht had mogen worden. Ook oordeelt de rechtbank dat het onzorgvuldig is geweest dat Joseph steeds door mannelijke hoormedewerkers is gehoord ondanks meerdere verzoeken om door vrouwelijke medewerkers te worden gehoord.
De staatssecretaris besluit na de uitspraak van de rechtbank om niet in hoger beroep te gaan. Inmiddels is aan Joseph een A-vergunning verleend.
* De naam Joseph is gefingeerd.

Heroverweging na iMMO rapportage
Hiba is gevlucht uit haar land van herkomst na vele mishandelingen door haar familie en gedwongen uithuwelijking. De IND wijst haar verzoek om bescherming af, zonder verder medisch onderzoek. In het iMMO-onderzoek wordt een litteken beoordeeld als zeer consistent met het gestelde geweldrelaas. Daarnaast wordt de emotionaliteit, specifieke herbelevingen en de vermijding als typerend beoordeeld.
De IND beoordeelt de problemen met de familie als ongeloofwaardig. Hiba zou tegenstrijdig, wisselend en ongerijmd hebben verklaard over haar gestelde uithuwelijking. Ook wordt overwogen dat het causaal verband tussen het litteken en de gestelde mishandeling geenszins is aangetoond, en het litteken ook op andere wijze heeft kunnen ontstaan. De asielaanvraag van betrokkene wordt daarom in eerste instantie afgewezen.
Na het indienen van de iMMO-rapportage in de beroepsfase, trekt de IND de negatieve beschikking in. Hiba ontvangt alsnog een vergunning op de A-grond. De IND wordt veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de iMMO-rapportage.
* De naam van betrokkene is gefingeerd.