IND moet geloofwaardigheid motiveren

De Aziatische Dishi* wordt gemarteld wanneer de autoriteiten op zoek zijn naar familie die lid zou zijn van een verboden organisatie. De IND vindt het verhaal ongeloofwaardig, maar de rechter stelt dat de verklaringen wel degelijk plausibel kunnen zijn. Daarnaast loopt Dishi met zijn littekens bij terugkeer risico om weer vervolgd te worden.

Dishi stelt problemen te hebben met de autoriteiten in zijn land. Hij is winkelier en de autoriteiten beschuldigen hem ervan een familielid, betrokken bij een verboden organisatie, naar het buitenland te hebben gesmokkeld. Agenten van een speciale eenheid verhoren en martelen Dishi en zijn winkel wordt in brand gestoken. Dishi vlucht eerst naar een buurland, maar besluit toch naar huis terug te keren. Eenmaal aangekomen moet hij voorkomen bij een rechtbank. Betrokkene komt daarna op voorwaarden vrij en vlucht naar Europa.

In Nederland vraagt Dishi asiel aan. De IND neemt geen initiatief om een forensisch medisch onderzoek te laten entameren. Zijn advocaat vraagt vervolgens een forensisch medisch onderzoek aan bij iMMO.

Uit de iMMO-rapportage blijkt dat betrokkene 10 littekens heeft die consistent zijn en één die typerend is voor het door hem gestelde relaas. Ook de psychische klachten zijn typerend met het gestelde relaas. Tot slot wordt geconcludeerd dat betrokkene ten tijde van de gehoren medische beperkingen had die zeker met het vermogen om te verklaren hebben geïnterfereerd.

De IND wijst de asielaanvraag af omdat ze het verhaal niet geloofwaardig vinden. De IND vindt het onder meer ongeloofwaardig dat betrokkene terug is gegaan naar land van herkomst en daar weer vast is komen te zitten.

Deze zaak dient in beroep bij de vreemdelingenkamer van de bestuursrechter. In de uitspraak vergelijkt de rechtbank de verklaringen van betrokkene bij de IND en die bij iMMO. Verklaringen die de IND inconsistent en ongeloofwaardig acht, worden door de rechtbank naast de door de advocaat aangedragen plausibele verklaringen gelegd. Volgens de rechtbank kunnen een aantal verklaringen plausibel zijn die de IND bevreemdingwekkend achtte. Zo is onduidelijk waarom Dishi zou moeten weten waarom de autoriteiten achter hem aanzitten en niet achter andere familie van de persoon die in eerste instantie gezocht werd.

Verder heeft Dishi aangifte gedaan van een brandstichting, waarbij de autoriteiten niet hebben bewezen wie de brand gesticht heeft. De IND heeft onvoldoende gemotiveerd aangegeven waarom zij de brandstichting ongeloofwaardig hebben geacht. Tevens hebben ze niet goed gemotiveerd waarom het bevreemdingwekkend was dat de autoriteiten stopten met martelen toen betrokkene aan het revalideren was. Daarbij volgt uit de landeninformatie dat de situatie van betrokkene plausibel kan zijn.

Tot slot staat in de uitspraak dat Dishi een reëel risico loopt op marteling of op onmenselijke, vernederende bestraffing of mishandeling, omdat hij mogelijk voldoet aan risicofactoren (zoals het gevangen hebben gezeten en littekens hebben). De IND moet dit risico in een nieuwe beslissing af wegen en daarbij wordt de IND opgedragen om de uitkomsten van het iMMO-onderzoek bij de beoordeling van de geloofwaardigheid te betrekken.

De rechter vernietigt de beschikking en het beroep van betrokkene is gegrond.