iMMO-rapport dwingt IND om geloofwaardigheid relaas opnieuw te beoordelen

Een advocaat vraagt iMMO een forensisch medisch onderzoek te doen bij een mannelijke asielzoeker van een jaar of dertig, afkomstig uit een land in het Midden-Oosten. Op het moment van de aanvraag bij iMMO ligt er een voornemen tot afwijzing van de IND.

Tijdens het onderzoek wordt snel duidelijk dat betrokkene zichtbaar gespannen is en zich ongemakkelijk voelt. Zo geeft hij aan dat de medische onderzoeksbank die in de kamer aanwezig is hem doet denken aan de tijd dat hij door de inlichtingendienst werd gemarteld. Wanneer er een scherm voor de onderzoeksbank wordt geplaatst, oogt hij zichtbaar meer ontspannen.

De kern van het asielrelaas komt er op neer dat hij door de inlichtingendienst stelselmatig fysiek en psychologisch is gemarteld vanwege diens bekering tot het christendom. Ook stelt hij ongeveer twee jaar in gevangenschap te hebben doorgebracht, een periode eveneens vol marteling en mishandeling. Betrokkene kan, ook al vindt hij het heel moeilijk, vertellen over vele bij hem toegepaste martelmethodes zoals ‘butchery suspension’, ‘Palestijnse methode’ en de ‘kuikenmethode’. Nog meer moeite heeft hij om te vertellen wat er allemaal met hem tijdens gevangenschap is aangedaan door zowel de autoriteiten als door medegevangenen. Geobserveerd wordt hoe oprecht aangedaan hij oogt.

In haar rapport oordeelt iMMO dat zowel de lichamelijke problematiek (vele littekens) als de psychische problematiek typerend zijn voor de kern van het gestelde relaas. Daarnaast is er ernstige psychiatrische problematiek geconstateerd, zoals ernstige PTSS, een depressieve stoornis en paniekstoornis, die zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het coherent, consistent en compleet kunnen verklaren ten tijde van de asielgehoren.

De IND heeft de asielaanvraag primair afgewezen omdat betrokkene diens bekeringsproces niet inzichtelijk gemaakt zou hebben, dan wel met zijn verklaringen over het christelijk geloof en bijbelkennis zijn bekering niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt. Zijn relaas dat hij vanwege zijn bekering is gemarteld en gedetineerd heeft gezeten, wordt vervolgens ook niet geloofd. Dat hij gedetailleerde verklaringen heeft afgelegd over het gevangeniscomplex waar hij stelt te hebben verbleven maakt aannemelijk dat hij daar is geweest, maar geeft niet aan waarom.  Uit het eerder verstrekte FMMU-advies is niet gebleken van waargenomen klachten en geconstateerde beperkingen. De IND heeft geen eigen medische deskundige ingeschakeld.

De rechtbank oordeelt in november 2019 dat het ingebrachte iMMO-rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en de getrokken conclusies op inzichtelijke wijze zijn verwoord. Daarmee voldoet het iMMO-rapport aan de door de Afdeling bestuursrechtspraak gestelde eisen. De kern van het juridische geschil is dus de vraag of de IND op  juiste wijze tot de conclusie is gekomen dat het asielrelaas ongeloofwaardig is, ondanks het ingebrachte iMMO-rapport en zonder zelf een eigen medische deskundige te raadplegen.

Wat opvalt in de rechtbankuitspraak is dat de rechtbank veel uitgebreide passages uit het iMMO-rapport zelf aanhaalt. Dit ter illustratie van haar oordeel dat het iMMO-rapport verschillende aanknopingspunten bevat om aan te nemen dat de conclusies uit dit rapport niet enkel betrekking hebben op het vermogen van de vreemdeling om te verklaren over de details van de ondergane martelingen, maar ook over het hele relaas. Hierbij wordt verwezen naar de iMMO-leeswijzer die standaard wordt meegestuurd met het rapport en de daarin opgenomen wetenschappelijke verwijzingen inzake de stellingname dat geconstateerde beperkingen het hele relaas kunnen aantasten, niet slechts details.

De rechtbank legt ook een verband tussen wat iMMO onder het ‘asielrelaas’ verstaat en de geconstateerde beperkingen, zodat vastgesteld kan worden op welke onderdelen van het relaas de geconstateerde beperkingen invloed hebben gehad. Nu de IND van de rechtbank van de conclusies uit het iMMO-rapport moet uitgaan moet de IND ‘nader motiveren’ indien vastgehouden wordt aan het eerder ingenomen geloofwaardigheidsoordeel. De rechtbank oordeelt dat de IND dit niet afdoende heeft gedaan en is van mening dat de IND niet heeft voldaan aan de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling (alle elementen tezamen en toegespitst op de persoonlijke omstandigheden) zoals is neergelegd in diverse IND werkinstructies.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de IND. De rechtbank draagt de IND op een nieuw besluit te nemen. De advocaat heeft inmiddels laten weten dat in mei 2020 aan betrokkene een asielvergunning is verleend nadat o.a. het iMMO-rapport opnieuw bekeken is en betrokken is bij het nieuwe (integrale) geloofwaardigheidsoordeel.