Het onderdelenvereiste
Wanneer een gesteld slachtoffer van marteling moeite heeft met verklaren, moet sinds juni 2018 volgens de Raad van State in de forensisch medische rapportage worden aangegeven op welke onderdelen deze conclusie van toepassing is: het zogenaamde onderdelenvereiste. iMMO heeft steeds aangegeven dat deze wens van de Raad van State in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is. Er is ook geen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan. In deze casus heeft een rechtbank aangegeven dat de IND dient te motiveren waarom het volgens hen wetenschappelijk wel aanvaardbaar is.
Bij iMMO komt Adjoa, een vrouw die vertelt dat ze in haar land van herkomst is ontvoerd en lange tijd gevangen heeft gezeten. Adjoa zegt een aantal jaar in een kamer te zijn opgesloten en gedwongen te zijn tot prostitutie. Ze geeft aan dat ze geüniformeerde ‘klanten’ had, zoals mannen uit het leger en dat ze het geld wat ze kreeg moest afstaan. Ook vertelt ze over ongewenste zwangerschappen en gedwongen abortussen. Ze geeft aan dat andere meisjes die een poging tot vluchten hebben gedaan werden gedood. Adjoa vertelt dat toen haar ontvoerders haar naar Europa smokkelden, ze tijdens de reis kans zag om met gevaar voor eigen leven te vluchten.
In het onderzoek vindt de rapporteur cognitieve en psychische klachten op basis waarvan geconcludeerd wordt dat Adjoa beperkingen heeft die zeer waarschijnlijk geïnterfereerd hebben met het verklaren ten tijde van de gehoren.
De rapporteur legt uit waarom niet voldaan kan worden aan het onderdelenvereiste. Dit onderdelenvereiste is onderdeel van het toetsingskader dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) in juni 2018 heeft vastgesteld. Het houdt in dat een rapporteur van een forensisch medische rapportage aan moet kunnen geven op welke onderdelen van het asielrelaas de beperking van het vermogen om compleet, consistent en coherent te verklaren, invloed heeft gehad.
Het standpunt van iMMO is dat dit (uitzonderlijke gevallen daargelaten) wetenschappelijk onaanvaardbaar is. Fysieke en psychische klachten beïnvloeden zowel het opslaan van informatie als het terughalen van deze informatie. Deze problematiek beperkt zich niet slechts tot bepaalde gedeelten van het geheugen, maar tast het hele geheugen en functioneren van een persoon aan.
In de iMMO-rapportage wordt zo specifiek mogelijk ingegaan op de beperkingen in het verklaren. Ook al houdt de IND rekening met beperkingen wanneer die aangegeven staan in het FMMU advies wil dat niet zeggen dat daarmee de beperkingen geen invloed meer hadden op de verklaringen.
Uit het iMMO-onderzoek komen tevens aanwijzingen naar voren voor een beneden-gemiddeld of moeilijk lerend intelligentieniveau. Er bestaat ook andere medische informatie die dit bevestigt. Uit de verslagen van de gehoren blijkt eveneens dat Adjoa moeite heeft met het begrijpen van de vragen van de IND.
Op het moment van deze nieuwsbrief is de rapportage in een beroepsprocedure ingediend en heeft de rechter uitspraak gedaan. De rechter neemt kennis van de conclusie van iMMO over de beperkingen die geïnterfereerd hebben met het verklaren, dat daarbij andere medische informatie betrokken was en dat de rapporteur aangeeft niet te kunnen voldoen aan het onderdelenvereiste.
De rechter oordeelt dat nu stichting iMMO aangeeft dat het onderdelenvereiste wetenschappelijk onaanvaardbaar is, de IND dient te motiveren waarom zij het onderdelenvereiste wél wetenschappelijk aanvaardbaar vindt. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingediend en de IND moet nu opnieuw een besluit nemen.
*De naam Adjoa is gefingeerd.