Gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig geacht
De West-Afrikaanse Dembe* stelt dat hij problemen heeft ondervonden in zijn land vanwege zijn homoseksualiteit. Al als kind zou hij mishandeld zijn tijdens een openbare bestraffing, toen men erachter kwam dat hij homoseksueel is. Een deel van zijn familie heeft Dembe toen verstoten. In de jaren daarna sticht hij – onder druk van een familielid – een gezin, maar heeft in het geheim een relatie met een man. Wanneer ze door de echtgenote van zijn vriend betrapt worden, ontstaat er een opstootje waarbij Dembe bedreigd wordt. Dembe geeft aan dat hij toen gevlucht is.
De IND beoordeelt zijn relaas en acht enkel de identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De andere elementen rond zijn seksuele gerichtheid en de problemen, die daaruit zouden zijn ontstaan, worden niet geloofd. De IND vindt dat Dembe tegenstrijdige verklaringen geeft over zijn privéleven. Ook oordeelt de IND dat Dembe in zijn verklaringen onvoldoende inzicht geeft over zijn seksuele gerichtheid en dat het niet aannemelijk is dat hij in zijn land in het openbaar hier uiting aan gaf.
De advocaat gaat in beroep, en beargumenteert tijdens de zitting van een enkelvoudige kamer van de rechtbank dat de IND de wisselende en onvolledige verklaringen van Dembe in het aanmeld- en eerste gehoor niet hoort mee te nemen in hun oordeel. Dembe zou gewend zijn om zijn homoseksualiteit geheim te houden en had geen rust- en voorbereidingstijd, noch enige voorlichting over de asielprocedure of rechtsbijstand gehad. De rechtbank oordeelt dat deze gehoren niet ingingen op de asielmotieven, maar op zaken als persoonsgegevens en gezinsleven. Tevens heeft Dembe nog kunnen reageren op de verklaringen. Om die redenen heeft de IND deze verklaringen bij hun oordeel mogen betrekken.
Verder stelt de advocaat onder meer dat de IND onvoldoende rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond van Dembe. De advocaat dient een rapportage in van Buro KleurKracht, een trainings- en adviesbureau op het gebied van interculturele communicatie. In de rapportage staat dat het vaak voorkomt dat homoseksuelen uit dit land niet dieper ingaan op hun homoseksuele gevoelens of emoties, maar geneigd zijn om handelingen te beschrijven. De rechtbank oordeelt dat de IND niet dezelfde waarde hoeft te hechten aan de rapportage als de advocaat, ook omdat het rapport niet specifiek voor Dembe is opgesteld. De IND zou wel rekening gehouden hebben met sociaal-culturele verschillen, aangezien de IND Dembe de kans heeft gegeven om zijn relaas te doen in het nader gehoor, door de tijd te nemen en open vragen te stellen. De rechtbank oordeelt dat de IND de seksuele gerichtheid ongeloofwaardig heeft mogen achten.
Tevens komt de iMMO-rapportage aan bod, opgesteld na de afwijzende beschikking van de IND. In de iMMO-rapportage is conform het Istanbul Protocol, geconcludeerd dat de littekens consistent en zeer consistent zijn en dat de psychische klachten typerend zijn voor het door Dembe gestelde geweld. De advocaat stelt dat de iMMO-rapportage het geweld in het asielverhaal van Dembe onderbouwt. Ook wijst de advocaat naar de conclusie in de iMMO-rapportage dat Dembe ten tijde van de gehoren psychische klachten had die mogelijk hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.
De rechtbank overweegt eerst of de IND zelf een forensisch medisch onderzoek had moeten laten verrichten, maar oordeelt dat hiervoor onvoldoende aanleiding was. Ook oordeelt de rechtbank dat de IND mag concluderen dat het rapport van iMMO geen sterke aanwijzing vormt dat de littekens zijn veroorzaakt door het gestelde geweld. De gradaties consistent en zeer consistent zouden geen sterk causaal verband aanduiden: ook andere gebeurtenissen kunnen aan het gestelde geweld ten grondslag liggen. De rechtbank gaat hier niet specifieker op in en vermeldt geen nadere beoordeling over de gradatie typerend voor de psychische klachten. Wel vermeldt de rechtbank dat Dembe geen landeninformatie heeft ingediend om zijn situatie te onderbouwen en dat de IND terecht in zijn oordeel heeft betrokken dat Dembe wisselend heeft verklaard over de twee incidenten.
Ten slotte gaat de rechtbank in op de gradatie mogelijk bij de conclusie over psychische beperkingen die interfereren met het verklaren. De klachten die vermeld staan in de iMMO-rapportage ten tijde van de gehoren, waren niet vermeld in het FMMU-rapport, welke opgesteld wordt voor de gehoren en waarvan de IND uit mag gaan. Ook bleek niet dat betrokkene klachten had tijdens of na de gehoren. Om die reden ziet de rechtbank niet in waarom de IND niet van de verklaringen tijdens het nader gehoor mag uitgaan.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
(* De naam Dembe is gefingeerd.)