De staatssecretaris moet wachten op de uitslag van een iMMO-onderzoek

Rechtbank Den Bosch oordeelt dat de staatssecretaris zelf een forensisch medisch onderzoek had moeten starten. Vervolgens had de staatssecretaris op de uitslag van het iMMO-onderzoek moeten wachten Tenslotte had de staatssecretaris het deskundigenbericht een rapportage van iMMO niet naast zich neer mogen leggen maar moeten betrekken bij de integrale beoordeling van geloofwaardigheid van het asielrelaas. De rechtbank staat stil bij de huidige praktijk van het wel/niet gebruik van een forensisch medisch onderzoek door de IND en beoordeelt deze uitvoerig in het licht van de Europese en internationale regelgeving. De huidige werkwijze van de IND is volgens de rechtbank niet in overeenstemming met Europese rechtelijke jurisprudentie. Ook oordeelt de rechtbank dat het veel aangehaalde ‘onderdelenvereiste’ wetenschappelijk niet aanvaardbaar kan worden geacht en wordt derhalve buiten beschouwing gelaten.

Een advocaat vraagt iMMO een forensisch medisch onderzoek (FMO) te doen bij een mannelijke asielzoeker van ongeveer 20 jaar, afkomstig uit een land uit het Midden-Oosten. Op het moment van de aanvraag voor een onderzoek is de vreemdeling één keer bij de FMMU (Forensisch Medische Maatschappij Utrecht) geweest en moeten het eerste en het nader gehoor bij de IND nog plaatsvinden.

De kern van het asielrelaas komt er op neer dat de vreemdeling is ontvoerd door onbekende personen en vervolgens gedurende een maand is vastgehouden. In die periode heeft hij meerdere keren moeten optreden als dansjongen en is in die hoedanigheid ook meerdere malen mishandeld en seksueel misbruikt.
(Lees hier verder over het asielrelaas).

IND negeert medische aanwijzingen
De IND heeft de asielaanvraag afgewezen primair omdat het relaas ongeloofwaardig wordt bevonden wegens het afleggen van ongerijmde verklaringen en het afleggen van verklaringen die zien op bevreemdingwekkende gedragingen. Daarbij speelt voor de IND een rol dat de jongeman niet zou passen in het profiel dat bestaat over dansjongeren, hij op een relatief eenvoudige manier is ontsnapt en hij over bepaalde aspecten van het relaas summier en niet gedetailleerd heeft verklaard.

De vreemdeling stelt aan de mishandelingen en het misbruik enkele zichtbare en niet direct zichtbare littekens te hebben overgehouden alsmede diverse (psychische) klachten. Voor aanvang van het nader gehoor verzoekt de advocaat reeds om een FMO van de kant van de IND en wijst hij op de diverse zichtbare littekens die mogelijk kunnen duiden op marteling zoals het uitdrukken van sigaretten op de arm, een gebroken neus en tanden. Daarnaast maakt de advocaat de IND duidelijk dat de vreemdeling ook last heeft van psychische klachten. Zoals gezegd, de IND wijst de asielaanvraag af zonder zelf een medisch onderzoek te laten verrichten en zonder te willen wachten op de resultaten van het reeds vroegtijdig aangekondigde iMMO-onderzoek.

Bevindingen iMMO-onderzoek
Tijdens het iMMO-onderzoek worden meerdere littekens gezien. De littekens van de uitgedrukte sigaretten worden beoordeeld, het Istanbul Protocol volgend, als typerend. Er worden psychische klachten vastgesteld welke zeer consistent worden bevonden voor het gestelde ondergane geweld. In het dossier worden aanwijzingen gevonden dat bij betrokkene ten tijde van de asielgehoren van de IND zeer waarschijnlijk factoren waren welke geïnterfereerd hebben met compleet, coherent en consistent kunnen verklaren. Het iMMO-rapport wordt door de gemachtigde ingebracht in de beroepsfase.

Wanneer moet de IND een FMO starten
De kern van het juridische geschil vormt de vraag naar de reikwijdte van de verplichting die de staatssecretaris heeft op grond van artikel 18 van de Procedurerichtlijn (Pri) in samenhang gelezen met artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn (Kri) om zelf een FMO te starten. De staatssecretaris is volgens de rechtbank gehouden aan zijn samenwerkingsplicht (art. 4 Kri) om een goede beoordeling te kunnen maken inzake de behoefte aan internationale bescherming en/of er een risico bestaat op schending van artikel 3 EVRM bij terugkeer. De staatssecretaris moet het steeds relevant achten (onderstreping rechtbank) om te onderzoeken of door medisch onderzoek steun kan worden gevonden voor het relaas van de vreemdeling als die medische klachten of littekens heeft en deze relateert aan de kern van het gestelde relaas.

Gelet op de jurisprudentie van het EHRM, komt aan de staatssecretaris geen beoordelingsvrijheid toe om een FMO niet relevant te achten enkel met als reden dat de vreemdeling zijn relaas niet aannemelijk heeft gemaakt middels zijn verklaringen. De rechtbank oordeelt dat in deze asielprocedure er zodanig sterke indicaties aanwezig waren dat de staatssecretaris voorafgaand aan het nader gehoor reeds had moeten onderkennen dat hij op grond van genoemde wetgeving gehouden was om zelf een FMO te starten.

Het medisch onderzoek moet, volgens de rechtbank, in ieder geval plaatsvinden voorafgaand aan het uitbrengen van het voornemen. Medisch onderzoek moet namelijk inzichtelijk maken voor de staatssecretaris of hij mag uitgaan van de vooronderstelling dat de vreemdeling, ondanks medische klachten, in staat moet worden geacht om zijn relaas adequaat naar voren te kunnen brengen, aldus de rechtbank. Dit, omdat het medisch onderzoek moet worden betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas en omdat de medische bevindingen samen en tegelijkertijd (onderstreping rechtbank) met de verklaringen van de vreemdeling moeten worden beoordeeld.

Op de staatssecretaris rust de verplichting om te onderzoeken of aan de vreemdeling het voordeel van de twijfel moet worden gegund nu niet (onderstreping iMMO) is tegengeworpen dat aangaande de kern van het asielrelaas tegenstrijdig is verklaard. In de regel geldt in het asielrecht namelijk dat naarmate de tegenwerpingen sterker zijn (bv. de kern van het relaas bevat tegenstrijdige verklaringen en er zijn vervalste documenten overgelegd) de staatssecretaris minder snel geneigd zal zijn om de vreemdeling het voordeel van de twijfel te geven.

Onderdelenvereiste wetenschappelijk niet aanvaardbaar
Daarnaast oordeelt de rechtbank over het zogenaamde ‘onderdelenvereiste’. Dit betreft de eis die de Afdeling/staatssecretaris stelt aan medisch deskundigen om aan te geven op welke onderdelen van het asielrelaas de conclusies uit het FMO ten aanzien van het vermogen om compleet, coherent en consistent te kunnen verklaren betrekking hebben. De rechtbank oordeelt dat dit vereiste wetenschappelijk niet aanvaardbaar is, zoals ook door iMMO is bepleit en wetenschappelijk is onderbouwd.
(Zie de iMMO Leeswijzer)

Conclusie
Samenvattend oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling in deze zaak niet op juiste wijze heeft toegepast nu de bevindingen van iMMO geheel buiten beschouwing zijn gelaten. Dit omdat de verklaringen van de vreemdeling eerder al als ongeloofwaardig zijn beoordeeld. Deze werkwijze is volgens de rechtbank niet in overeenstemming met de (in de uitspraak uiteengezette) Europeesrechtelijke jurisprudentie.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de IND. De rechtbank draagt de IND op een nieuw besluit te nemen. De IND is in hoger beroep gegaan, maar heeft dit hoger beroep zelf wegens een fatale termijnoverschrijding weer ingetrokken. Dit betekent dat de IND een nieuwe beslissing op de asielaanvraag moet nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.

Deze uitspraak wordt ook besproken door prof. dr. Ashley Terlouw (professionele raad iMMO) en drs. Annemieke Keunen (directeur iMMO) in de rubriek Uitgelicht in het komende nummer van Asiel&Migrantenrecht.